Mijn Mont Ventoux beklimming


De kennismaking - Het was al meer dan een half jaar bekend dat we naar Bedoin zouden gaan. Dat dit plekje aan de voet van de Mont Ventoux lag had ik ook al gelezen, maar dat deze berg zoveel verhaal met zich meedroeg werd me pas een week voor vertrek duidelijk. Nadat ik verschillende sites had bezocht keek ik steeds meer uit naar de beklimming van ‘de berg’. Vooral op de site www.dekaleberg.nl stond veel informatie. Voor velen fietsliefhebbers blijkt de berg een bedevaartsoort waar vele maanden naar toe wordt gewerkt. Ik niet…zoals altijd probeer ik met zo min mogelijk inspanning mijn doel te bereiken.

De voorbereiding - De weken voor de vakantie heb ik niet veel kunnen fietsen dus ik moet maar proberen de andere factoren goed te regelen. Zo laat ik op advies van trouwe sponsor Gerrit Plieger een compact cranckstel laten monteren. Met voor de 34-50 en achter de 12-28 moet ik volgens hem zeker boven komen. Ook nog even nieuwe kleding gehaald zodat ik met mooie kleren op het bewijsmateriaal zou komen te staan. Bij Donner op de dag voor vertrek nog een boek gekocht over ‘De Kale Berg’ met alle ‘inns’ en ‘outs’ zoals percentages, kledingtips, maar ook trainingsschema’s (al was dat een beetje laat).

De confrontatie - Tijdens de reis maak ik snel een plannetje. Maandag aankomen, dinsdag acclimatiseren, woensdag of donderdag de berg op. De verhalen gelezen hebbende gok ik op een tijd van 2 uur. Doordat de reis naar de camping zeer voorspoedig verliep waren we al zondagmiddag bij de afrit ‘Carpentras’. Bij het afdraaien van de afrit komt de Mont Ventoux gelijk in beeld. Ik schrik. Zo hoog? Zo kolossaal! Op de camping aangekomen blijkt dat we vanaf onze plek zicht hebben op de top. Alsof het weerstation me als een oog in de gaten houdt.

Tijdens het uitpakken hebben we gelijk contact met een stel wat daags ervoor de berg is opgereden met de fiets. Ik wil van hun horen of de gelezen verhalen kloppen. Hoe zit het met de wind op de top, de vliegen in het bos, wat was hun verzet?

Daags ervoor - De maandag begonnen we met boodschappen doen en een zwembadbezoek. Deze dag gaat snel. Na het eten spring ik om 20.00 uur toch nog even op de fiets.  In het boek ‘De Kale Berg’ wordt het advies gegeven om de eerste paar dagen goed te acclimatiseren en te wennen aan de heuvels en bergen. Dit leek me een goed advies. Vorig jaar ging ik namelijk na verloop van tijd ook steeds beter fietsen in het heuvelachtige landschap. Ik besluit eerst even op zoek te gaan naar het fonteintje wat als officieel startpunt dient. Dit bleek makkelijk te vinden. Om gelijk maar wat klimkilometers op te doen en niet alsmaar op de kaart te hoeven kijken besluit ik het eerste deel van de beklimming alvast te rijden. Mijn doel is tot aan het bos te rijden zodat ik daar kan zien wat ik me bij 10,5% moet voorstellen. Het begin is niet zo stijl en loopt goed. Na St. Esteve gaat het dan opeens heel steil omhoog. Ik moet eigenlijk terugschakelen en kijk even tussen m’n kuiten door om te kijken waar ik op dit moment op rijd; Ik schrik me een ongeluk; 34-24.  Nog maar 2 tandwieltjes over. Oef…en ik thuis had ik bedacht op de 39-28 omhoog te rijden. Gelukkig heeft Plieger met hierin fantastisch geadviseerd; het compacte cranckstel heb ik echt nodig.

Na 10 minuten in het bos gereden te hebben stap ik af. Ik kijk achter me en merk dan pas dat dit echt steil is. Het is inmiddels 20.30 uur en stil in het bos. Ik hoor de natuur…de vliegen! Dikke bromvliegen zoemen rond m’n hoofd. Alsof ze om aandacht vragen. Verder hoor ik alleen het bonken van m’n hart. Het zweet loopt rijkelijk langs m’n gezicht. Opeens besef ik dat over deze weg vele helden zijn gegaan. De tragiek van deze berg schiet even door m’n hoofd: Het duel tussen Marco Pantani en Lance Armstrong, de strijd van veelvuldige bergkoning Richard Virenque en natuurlijk de tragische dood van Tommy Simpson in 1967. Allen reden ze over deze weg, langs deze bomen.

Wanneer ik de berg in z’n geheel ga beklimmen moet ik echt m’n hartslag in de gaten houden. Dit stukje reed ik toch al op 90% van m’n hartslag en veel lager krijg je hem dan niet meer. Het blijft immers 10% stijgen.

Ik besluit nog een stukje verder te gaan. Er volgen wat bochten en 2 langere rechte stukken. Na 2 kilometer besluit ik weer even af te stappen. Het is mooi geweest voor vandaag en keer om naar Bedoin. Daar vandaan rijd ik terug naar de tent. Aan m’n benen merk ik dat het best heftig was, maar het doel van trainen is ook je spieren te verzuren om ze te laten herstellen. Ook heb ik nu wel door dat ik nog een aantal keren moet trainen voordat ik de volledige 21 km. met een gemiddeld van 7,7% aankan.

Dinsdagavond is het weer 20.00 uur voordat ik op de fiets stap. Langs de fontein naar Col de la Madeleine. Omdat we deze route eerder vandaag met de auto hebben gereden weet  ik wat me te wachten staat zonder al te veel moeite bereik ik 35 minuten later de top. Fotootje maken en terug ‘afzinken’ naar Bedoin. t’Is nog te vroeg om weer naar de tent te rijden. Ik besluit naar Mormoiron te rijden. Vervolgens naar Flassan en dan weer terug naar Bedoin. Ongeveer 16 km. Moet in een half uurtje te doen zijn. De realiteit bleek echter anders. Vlak na Bedoin begon het te glooien. Na bijna een half uur kwam ik aan in Mormoiron. Gelijk door naar Flassan. Dit lijkt nog steiler. t’Is maar 7 km. maar ik ga helemaal stuk. Onderweg spreek ik wat noodvoorraad eten aan; energiegel van Born moet me thuisbrengen. Inmiddels is de zon al achter de bomen gezakt en wordt het snel donker. Tegen de heuvels rijden en tegen de duisternis: Het is een hele opgaaf. Het is 21.30 uur als ik Flassan inrijd. Nog 7 km. naar Bedoin. Zodra ik Flassan uitrij gaat de weg naar beneden. Opeens heb ik het weer naar m’n zin. In het donker afdalen. Best spannend. Binnen 10 minuten sta ik dan ook aan de poort van de camping. Moegestreden besef ik dat ik over 2 dagen de berg op ga rijden en ik nog maar 1 trainingsmogelijkheid over heb.

De woensdag verloopt snel. Ik heb geen puf meer om te trainen. Het moet maar komen zoals het komt. Ik maak m’n fiets in orde. Met name m’n snelheidsmeter gaf problemen die ik op kan lossen. Alles staat nu op scherp. Om 23.00 uur ga ik slapen.

beklimming 

De start - Om 6.00 uur word ik gewekt door het deuntje van de muppetshow op m’n mobieltje. Ogenschijnlijk fris sta ik op en begin aan m’n ontbijt; 2 bananen, 2 cakejes met pasta en 2 glazen sap. Tijdens het ontbijt kijk ik naar de top waarop de vuurpijl nog fier omhoog staat. Een prachtig uitzicht vanaf de tent, maar op dit moment lijkt het alsof de berg uitdagend naar me kijkt (zie foto links).

Omdat Monique en Madelon me na een poosje achterop zullen rijden met de auto maak ik een tas klaar met bananen, drinken, droge kleding en wat gereedschap. Ik weet echtn niet wat me te wachten staat. Ga ik ieder kwartier stoppen? Rijd ik in 1 keer door? Ik ga het wel halen. Tenminste…die overtuiging heb ik wel. Zoals een wielerkenner ooit zei: De helft is talent en de andere helft is wil. . . nou, dan ben ik al op de helft.

Om 7.15 uur ben ik klaar. Kleren aan, banden op spanning, bidons gevuld. Op dit moment wordt ook Monique wakker. Ze wenst me succes en dan gaan m’n wielen rollen.

Paniek! - Eerst nog even een paar honderd meter dalen naar het fonteintje. Om 7.28 uur ben ik bij de fontein. Ik dompel m’n handen erin en start dan alle klokken en meters. Ik rijd over de officiële streep en kies een lichte tred. Opeens PANIEK! M’n harstlagmeter wordt niet weergegeven. Dit was een probleem wat ik nog niet eerder had gehad. M’n snelheids-, hoogte- en tijdmeter deden het wel gewoon. Na wat rommelen aan m’n  borstband besluit ik het op te geven. Zoals vroeger ga ik gewoon op het gevoel rijden. Afstands- en hoogtemeter zijn nu even belangrijker zodat ik weet hoe ver ik nog te gaan heb. Met het uitrijden van Bedoin begroet ik ook de zon. In de vorm van een oranje bol probeert ze haar warmte al af te geven aan de aarde. Zou dit dan de grootste tegenstander worden vandaag?

De eerste kilometers ken ik natuurlijk van m’n training op maandag. Ik probeer een ritme te vinden waarmee ik tot aan het bos kan komen. Er zijn nog niet zoveel renners actief wat me op zich verbaasd. 155.000 bezoekers per jaar en ik zie nu maar een enkele fietser. Dit is toch het uitgelezen moment zo s’morgens vroeg?

Ik vind vrij eenvoudig een lekker ritme op de 34x20. Hiermee kom ik zoals verwacht tot aan het begin van het bos. Na de bocht bij het restaurant gaat het beginnen. Ik schakel 2 tandjes terug en probeer op de 34x24 verder te gaan. Dit gaat minder eenvoudig en na verloop van tijd schakel ik terug naar de 34x26. Dit loopt beter. Regelmatig drink ik iets en af en toe haal ik iemand in. Het rijden zonder hartslagmeter is toch wel apart. Je zoekt altijd bevestiging voor je gevoel bij dit soort inspanningen. Ik schat dat ik nu rond de 175 slagen zit.

De meters schuiven langzaam onder m’n wielen weg en ik heb het gevoel dat m’n ‘Perry Bothof’-hupje al snel veranderd in een slow-motion ‘Veldkamp-hupje’. In wielertermen wordt dit ook wel ‘harken’ genoemd.

De ploegleidsters arriveren - Ik eet nog een energiereep en een banaan en verwacht eigenlijk ieder moment bijstand van de dames. Het wordt steeds wat zwaarder, maar de knieen voelen goed. Dan opeens na 50 minuten wordt het wat lichter. Hoe kan dat nou? Wanneer ik in 2 uur bovenkom zou ik nog een half uur te gaan hebben voordat het makkelijke deel begint. Op dit moment hoor ik een dieselauto aankomen en kijk achterom. Jawel; de blauwe Skoda. Monique rijd een stukje naast me. ‘Mijn Erik Breukink’ polst hoe het gaat. Alsof ze al jaren een ploeg leid roept ze me bemoedigingde woorden vanuit de auto. Ik neem het even van het minder steile stuk en eet nog wat. Ik probeer niets van de energiegel te morsen omdat daar straks veel vliegen op af zouden kunnen komen. Het aantal vliegen valt trouwens wel mee. Ik zie ze in een groot aantal vliegen, maar ze ontzien me nog.

Na een uur klimmen beginnen de benen toch wat zwaarder te wegen. De eerste tekenen van verzuring, maar ik kan het goed hebben. Als snel daarna voel ik een zeurende pijn in m’n onderrug. Hetzelfde gevoel als in een tijdrit waarin je een lange tijd in 1 positie vanuit je rug zit te rijden. Af en toe ga ik staan om wat verlichting te geven aan die spieren, maar het nadeel daarvan is weer dat je het je hartslag omhoog helpt. Enkele wielertoeristen langs de kant (al zijn het dan Belgen) doen me goed. Chalet Reynard kan niet ver meer zijn. Vanaf daar wordt het volgens de boekjes makkelijker. Monique en madelon gaan er alvast heen en ik heb aangegeven hier toch even te stoppen om m’n rug te strekken.

 

Het bos uit - Na nog wat heftige meters kom ik aan op het plateau. Tussentijd 1’28’20. Wat me gelijk opvalt is de weg die doorloopt naar de top. Die oogt heel steil.  Da’s niet volgens de boekjes. Ik eet even snel een maaltijdreep en drink even wat. Binnen 2 minuten ben ik weer weg. Madelon aanschouwd alles met open mond en lijkt het allemaal erg raar te vinden: een berg en daar met de fiets tegenop rijden om je vervolgens met een noodvaart weer te melden bij de plek van vertrek. Wat is hier de fun aan?

 

De hamer! - Nu dus het makkelijke deel. Eerst nog even dat steile stuk wat ik vanaf het plateau zag. Hierna een bocht naar rechts en…..he…daar loopt het nog verder steil door. De pijn in m’n rug is alweer terug. M’n armen glimmen van het zweet. Het zweet druppelt van m’n petje om de seconden op het warme asfalt. Opeens voel ik de warmte van het maanlandschap. Drinken, meer drinken zeg ik tegen mezelf. Binnen 1 kilometer wordt ik 3 keer ingehaald. Kwam ik dan echt niet meer vooruit? Ik ging nog maar eens op de pedalen staan. Maar staan op de 34x26 is hetzelfde gevoel als een bokser die z’n tegenstander vol mist. Waar is nu de wind op deze berg. De berg is er naar vernoemd! Opeens zie ik cijfers op het wegdek: 3,5. Zou het nog 3,5 kilometer zijn naar de top? Ik heb er de kracht niet meer voor. Ik moet me zien te concentreren. Me niet teveel richten op de volgende bocht en hopen dat de weg minder steil wordt. Ik ga omwentelingen tellen: 1-2-3, 1-2-3… 3 omwentelingen per streep op de weg. Ik buig m’n hoofd iets naar beneden zodat ik alleen de 10 meter voor me kan zien en ga tellen 1-2-3, 1-2-3. Ook probeer ik m’n adem onder controle te houden. Ik zie 2,5 km. op het wegdek staan. Na oneindig veel 1-2-3 tellen kijk ik toch voorzichtig vooruit. De gedenksteen van Tommy Simpson ligt op 1 kilometer van de top en zou ik eigenlijk zo moeten kunnen zien. Opeens speert er een jonge jonge langs me heen. Het oogt alsof hij 10 meter terug is opgestapt. Hij heeft nog het lef om me op een vriendelijke manier ‘bonjour’ te wensen. Ik groet maar netjes terug in de hoop dat hij een sleepkabel uitgooit.

De grotere hamer! - Opeens zie ik de gedenksteen. Hierbij staan de Belgische supporters van eerder in de beklimming. “Ge zijt er bijna” wordt me toegeroepen. Hoe stuk ik ook zit roep ik nog terug dat hij dat een uur geleden ook al vertelde. Wat hij me toeriep was natuurlijk zo. Nog 1000 meter had ik te gaan. Normaal hing hier het rode vod van de laatste kilometer. Ik kijk schuin omhoog. Oef!..Da’s nog wel een hoogteverschil. Ik overzie de weg naar de top en ga nog een keer op zoek naar wat energie in m’n grote lichaam. Ik hijg als een carapatiënt in een stofbunker. M’n rug protesteert nog steeds hevig. Vocht komt van alle kanten uit m’n lichaam. M’n hartslag zal nu boven de 190 zitten. Ik heb het niet meer onder controle. De laatste kilometer is volgens de boekjes dan wel 11%, maar het lijkt wel 20. In de hoop levend boven te komen schakel ik toch m’n kleinste versnelling in; 34x28. Voor dit advies zal ik Plieger altijd dankbaar blijven. Wat moet dat hoogmoedig geklonken hebben toen ik aangaf op de 39x28 omhoog te willen.

 

 

 

De finish - De laatste honderden meters staand, zittend, harkend, schokkend. Het moet een wanvertoning geweest zijn. Een lichaam van 90 kilo vlees uit de vlakke Alblasserwaard wat zich voor een dag moet vermommen als klimmer. Net voor de laatste bocht zie ik Madelon en Monique zitten. Zij waren mijn trouwste fans tijdens deze zware 21 km. De laatste bocht is dan nog even stijl en dan weet ik dat ik het gehaald heb.

 

 

 

Bovengekomen ga ik even op het muurtje zitten en kijk ik naar m’n tijd en het indrukwekkende uitzicht. 2’09’11. Da’s niet binnen de 2 uur, maar ik zou niet weten hoe ik het sneller had moeten doen. De opbouw was volgens mij goed. Het feit dat ik vanaf Chalet Reynard zo stuk ging lag meer in het feit dat ik normaal ook geen inspanningen/wedstrijden rijd van >2uur waarbij je hart zo wordt belast. Binnen een minuut voel ik me weer de oude en drink ik wat.  

Samen met Madelon en Monique bezoek ik nog even het souvenirwinkeltje, maar hier ben ik blijkbaar niet gevoelig voor. Snel kleed ik mij om. Ideaal als je verzorging boven klaarstaat. In m’n herfsttenue (zweethemd, zomerjack en bodyvest) en natuurlijk m’n helm begin ik aan de afdaling. Nog geen 10 minuten was ik boven. De Mont Ventoux is immers van beneden mooier om er naar te kijken dan van boven.

De afzink - De eerste kilometer van de afdaling moet ik even wennen aan de snelheid, maar daarna durf ik redelijk in de bochten te hangen en de snelheid hoog te houden. Auto’s blijf je makkelijk voor. Ik word 1x gepasseerd door een renner die z’n remblokjes niet goed had afgesteld of levensmoe was. Hij valt echt als een blok beton naar beneden en remt nauwelijks voor de bochten. Het bos flitst aan me voorbij. Zo af en toe hoor ik een tik van een vlieg tegen m’n helm of bril. Ook kom ik nog veel mensen tegen die nu pas aan de beklimming begonnen zijn. Dat betekend dat ze niet voor 12 uur de top zullen bereiken…pfff….hopelijk hebben ze genoeg drinken bij zich.

Ik ben al snel weer terug aan de voet van de Mont Ventoux en rijd langs de fontein direct door naar het Grand café ‘Observatoire’. In dit cafe heeft Tommy Simpson voor zijn fatale beklimming zijn laatste borrel gedronken. Ik doe het maar na een goede afloop.

 

Of ik het nog een keer doe? Als ik de kans krijg wel, maar ik ben het met oud wielrenner Peter Winnen eens. De mythe van de berg moet intact gehouden worden. Je moet de berg maar een paar keer in je leven rijden. Deze berg zit ook maar sporadische in een etappewedstrijd. Zowel voor renner als voor organisator heerst er afkeer voor het afzien en verlangen naar de overwinning van de berg. Ik kijk terug op een leuke ochtend waarbij ik de eerste noemswaardige alpencol op m’n lijstje mag bijschrijven. Wie weet wat er volgend jaar volgt.


Terug naar de beginpagina